Ruim drie jaar geleden zijn de Sustainable Development Goals (SDGs) door de Verenigde Naties aangenomen. Toch is er nog weinig aandacht voor. Building Change heeft Kamerleden daarom gevraagd een doel te adopteren. In deze interviewserie hoort redacteur Caius Nijstad deze Kamerleden uit over ‘hun’ doel: welke rol speelt de politiek in het bereiken van de SDGs, wat gebeurt er al, en wat kan beter? Deze keer spraken we Kirsten van den Hul van de PvdA en Achraf Bouali van D66 over hun doel: gelijke rechten voor vrouwen en mannen.
Ik tref Bouali en Van den Hul in de Tweede Kamer. Ze zitten naast elkaar op een zwarte bank. Ook in hun verhaal zitten ze dichtbij elkaar. Gelijke rechten voor mannen en vrouwen dragen beide Kamerleden hoog in het vaandel.
Waarom doet u mee en wat wilt u hiermee bereiken?
“Ik vind het belangrijk dat juist ook mannen aandacht besteden aan vrouwenrechten”, begint Bouali. “Er wordt vaak gesproken over de kwetsbare positie van vrouwen, maar het gaat over een gecreëerde achtergestelde positie. Het is belangrijk dat je investeert in meisjes en vrouwen, ook vanuit een ontwikkelingsperspectief. Je ziet dat landen die dat doen, er economisch op vooruit gaan. Dat is waarom ik meedoe.”
“Daar sluit ik me helemaal bij aan”, zegt Van den Hul. “Mijn motto is: investeer niet in vrouwen omdat het moet, maar omdat het werkt. Zelfs corruptie neemt af wanneer vrouwen meer te zeggen krijgen. Ik wil laten zien dat de SDGs niet een ver-van-mijn-bed-show zijn over Afrika, Azië en Zuid-Amerika: internationale uitdagingen hebben ook met Nederland te maken. Zo worden bijna alle kleren die wij dragen, gemaakt door vrouwen die veel te weinig verdienen en onder slechte omstandigheden werken. Dat heeft ook te maken met SDG vijf.”
Bouali vult aan: “Wat Kirsten zegt, klopt. Wij hebben in Nederland onze eigen uitdagingen, kijk maar naar de salarissen van vrouwen. Maar internationaal is Nederland ook een pionier voor vrouwenrechten, andere landen kijken naar ons op dit onderwerp. We hebben recent het Meerpartijeninitiatief Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten opgericht. Daarmee willen we met alle partijen in de Tweede Kamer aandacht blijven vragen voor seksuele gezondsheidsrechten van vrouwen en meisjes: dat gaat van het voorkomen van besnijdenis bij meisjes, toegang tot anticonceptie en veilige abortus ”
“Ik maak me wel zorgen over SDG vijf. Wereldwijd staan de rechten van vrouwen en meisjes onder druk”, vervolgt Van den Hul. “Toen ik vrouwenvertegenwoordiger bij de VN was, probeerden machtige, conservatieve landen zoals de VS of Saoedi-Arabië woorden als ‘gender’ uit VN-teksten te halen en verzetten zij zich tegen aandacht voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) in het onderwijs. We verloren terrein, terwijl er vooruitgang was. Steeds meer meisjes gaan bijvoorbeeld naar school en volgen ook tertiair onderwijs, maar op cultureel gebied worden er stappen teruggezet. De discussie in Nederland over gedrag binnen bepaalde corpora en teksten van rappers is onderdeel van een wereldwijd systeem van vastomlijnde ideeën over wat bij mannen en vrouwen hoort. Dat systeem is beperkend, zowel voor mannen als voor vrouwen.”
U zegt dat we in Nederland voorop lopen, maar ook onze eigen uitdagingen hebben. Wat vindt u bijvoorbeeld van het lage aantal vrouwen in de regering en de Tweede Kamer?
Van den Hul: “Rutte zei dat hij had gekozen voor kwaliteit. In Nederland denken we te vaak dat diversiteit tegenover kwaliteit staat. Daarom nodig ik iedere week vrouwen en meisjes uit in de Tweede Kamer om rond te kijken en hen te motiveren”, zegt van den Hul.
“Ik ben blij dat wij als D66 vier vrouwelijke kabinetsleden geleverd”, zegt Bouali. “ Er zijn nog veel uitdagingen, maar ook mogelijkheden. Ook in het buitenland. Toen ik bijvoorbeeld ambassadeur in Afghanistan was, zou een nieuwe wet vrouwenrechten inperken. Toen heb ik met mijn Deense collega met een adviseur van de president gesproken en is het ons gelukt om die paragrafen uit de wet te halen. Dat laat zien dat zelfs als er weerstand is, verandering mogelijk is.”
Van den Hul antwoordt: “Zo was ik heel blij dat mijn motie voor seksuele weerbaarheid in het onderwijs werd aangenomen. Maar tegelijkertijd stond het Malieveld vol met mensen die vinden dat abortus verboden moet worden, en daar speechte ook de leider van een van de coalitiepartijen. Veel mensen denken dat mannen en vrouwen in Nederland al gelijk zijn. Dat is een valkuil. Natuurlijk, als ik mijn rechten en kansen vergelijk met mijn grootmoeder, die haar school niet mocht afmaken omdat ze moest helpen op de boerderij, is er een groot verschil: in twee generaties van ongeschoold tot Kamerlid. Tegelijkertijd moet er nog veel beter. Nog steeds maakt één op de drie vrouwen in Nederland seksueel geweld mee, ik ben onderdeel van die statistiek. Dat is voor mij de aanleiding om politiek actief te worden: opkomen voor de vrouwen die geen stem hebben. Dat gesprek is pijnlijk en moeilijk, daarom ben ik ook zo blij met de aandacht die #MeToo genereerde.”
“Maar het is wel gelukt om alle partijen in de Kamer bijeen te brengen om over SRGR te praten,” brengt Bouali in. “Ze mogen het dan niet altijd eens zijn over dit thema, maar in sommige landen ligt dat nog veel gevoeliger. Denk aan de Arabische wereld. Mogelijk kunnen wij als Nederland daar helpen het verschil te maken, net dat steuntje in de rug kunnen geven. Of we dat nou hier in de Kamer doen of in het buitenland, maakt me minder uit.”
De #MeToo-campagne was een groot succes, hoe moeten we daarmee verder?
“Ik heb een motie ingediend over seksuele weerbaarheid”, vertelt Van den Hul. “Idealiter spreekt iedere ouder daar met zijn of haar kind over, maar uit onderzoek blijkt dat dat weinig gebeurt. Ik wil daarom dat het onderwijs er aandacht aan besteedt. Op veel scholen heerst handelingsverlegenheid, omdat docenten het gesprek niet aandurven. Dat heeft te maken met diversiteit in de klas, omdat sommige kinderen anders denken over homoseksualiteit of omdat een kind een traumatische ervaring heeft meegemaakt. In de motie staat dat het ministerie er zorg voor moet dragen dat het gesprek over seksualiteit wél gevoerd wordt op scholen.”
Bouali vult aan: “D66 heeft gevraagd om onderzoek naar #MeToo op de werkvloer; in de Tweede Kamer en op alle ministeries. De Kamervoorzitter heeft al toegezegd dat op te pakken. Als overheid moeten we het goede voorbeeld geven. Wij willen seksuele intimidatie op de werkvloer van de Tweede Kamer, en bij alle ministeries, laten onderzoeken. Daar zijn wij het jaar mee begonnen, ik denk dat dat een goede eerste stap is.”
Hoe kijkt u aan tegen het debatje tussen Rutte en Wilders, waarin Rutte de PVV vergeleek met een vrouw die niet bemind wil worden?
“Ik dacht echt ‘what the fuck’. Ik schrok”, vertelt van den Hul. “Dit is ons parlement, onze minister-president, en die geeft hier een staaltje seksisme weg? Vervolgens werd ik extra somber toen ik daarover tweette en een serie mannen mij vertelden dat ik niet zo moest zeuren. Als je je tegen seksisme of racisme uitspreekt, krijg je de wind van voren. Een deel van Nederland vindt dat dit absoluut normaal is en dat wie zich daartegen verzet, gevoel voor humor mist. Dat betekent dat er weinig ruimte is om dit serieus met elkaar te bespreken.”
“Dat type uitlatingen hoort niet in het parlement thuis ”, stelt Bouali. “We zijn de spiegel van de samenleving. Je kunt politiek van mening verschillen, maar racistische en seksistische uitspraken zijn ongepast in de Kamer. Er zijn helaas partijen die over de grens gaan. Ik ben juist de politiek ingegaan om me daartegen te verzetten, samen met mijn partij. Het is belangrijk zulke uitlatingen te counteren.”
Is in 2030 de gelijkheid tussen mannen en vrouwen verwezenlijkt?
Bouali is vol goede moed: “We gaan niet alle SDG’s halen, maar de afgelopen vijftien jaar hebben we met de millenniumdoelen enorme stappen gezet. Als we dat tempo volhouden, komen we een heel eind. Daar ben ik positief over.”
Van den Hul is skeptischer. “Uit berekeningen blijkt dat onze generatie die gelijkheid tussen mannen en vrouwen niet zal meemaken, pas volgende eeuw zijn we zover. Er moet acceleratie komen, daarvoor zijn meer rolmodellen nodig. Ik hoop dat wij in ons werk als adoptieouders samen blijven optrekken, want dit thema is te belangrijk om er een politieke speelbal van te maken.”