Deze week is The Green House in Utrecht geopend. Volgens de initiatiefnemers het nieuwe nulpunt voor circulair bouwen en ondernemen. Het gebouw is energieneutraal en kan als bouwpakket weer in en uit elkaar worden gehaald.
Van buitenaf is de paarse gloed van de kasverlichting al goed te zien. Eenmaal binnen wordt je begroet door een gigantische groene plantenmuur. In de keuken brandt de houtoven (gestookt op sprokkelhout), zakenlui in pakken hebben een lunchmeeting en aan een lange tafel zit een groepje studenten te leren voor tentamens. Dit is het nieuwe circulaire centrum van Utrecht: The Green House.
Het restaurant, gelegen aan het centraal station in Utrecht, is vanaf deze week open voor het publiek. Strukton, Ballast Nedam en Albron zijn de initiatiefnemers. Gezamenlijk hebben zij de kosten van het project beperkt tot twee miljoen euro door weinig materiaal te gebruiken en te werken met speciale partnerships. Het mantra wat tijdens de persopening steeds wordt herhaald: “Niet alleen circulair, maar ook circulekker en circuleuk!”
Volledig circulair
Bij ieder onderdeel van het glazen gebouw is een verhaal te vertellen: de stoelen kunnen zijn tot de laatste schroef herbruikbaar, het tapijt is van oude visnetten, de zilveren letters op de muur komen van de oude knoopkazerne, en ga zo maar door. “Het is fantastisch dat deze duurzame ambities ook werkelijkheid worden”, zegt wethouder Victor Everhardt van de gemeente Utrecht bij de persopening. Hij hoopt dat dit gebouw bezoekers gaat inspireren en motiveren om zelf in actie te komen.
Wellicht onverwacht voor een ‘duurzaam gebouw’: The Green House zal er maar vijftien jaar staan
Wellicht onverwacht voor een ‘duurzaam gebouw’: The Green House zal er maar vijftien jaar staan. Daarna wordt het als een bouwpakket, puzzelstuk voor puzzelstuk, uit elkaar gehaald en weer ergens anders neergezet. Dit is een van de manieren waarop het gebouw circulair is. Bij de bouw is zo min mogelijk materiaal gebruikt en wat er is gebruikt, komt van een duurzame bron.
De benodigde energie komt van een dak vol zonnepanelen en een speciaal regenwaterbassin bewatert de kas en de plantenmuur. Om te voorkomen dat eten wordt weggegooid, is een speciale compostmachine aanwezig. “We verwachten zelfs meer compost te maken dan nodig is, dus die kunnen we aan bezoekers meegeven”, vertelt Ernest van de Voort, manager bij Albron.
Er staat geen sinaasappelsap op het menu. Sinaasappels zijn in Nederland niet te krijgen, ook niet uit kassen – Ernest de Voort
Duurzaam voedsel
Dankzij de Building Circularity Index kunnen alle onderdelen van een stoel zo circulair mogelijk worden gemaakt, maar kan dat ook met voedsel? “Nee, dat is onmogelijk”, stelt De Voort. Momenteel is er geen manier om de circulariteit van voedsel te meten. The Green House verwerkt duurzaamheid wel op andere manieren. Zo bestaat het menu voor 80 procent uit groenten en fruit, gebonden aan wat het seizoen en omgeving te bieden hebben. “Daarom staat er geen sinaasappelsap op het menu”, vertelt De Voort, “sinaasappels zijn in Nederland niet te krijgen, ook niet uit kassen.”
Bij de overige 20 procent vis, vlees en zuivel is aandacht voor dierenwelzijn en herkomst. “The Green House is er voor alle mensen”, verklaart De Voort. Daarom is vlees niet geheel geschrapt. “Natuurlijk zorgen we er daarbij wel dat we zo min mogelijk afval produceren.”
Een kwart van de groenten, kruiden en fruit wordt zelf gekweekt. De ‘urban farm’ op de eerste verdieping dient als voorraadkast van het restaurant: “Het lijkt een kas, maar eigenlijk is het een kast. We kweken op afstand en kunnen gewassen hier in de urban farm laten doorgroeien en bewaren. Dit bespaart veel ruimte en dus energie in de koelkast.”
Pay per use
The Green House werkt niet met leveranciers, maar met partners: een stoel is niet gekocht, maar wordt per paar billen dat erop zit betaald. Op deze manier wordt alleen voor het gebruik van een product betaald: pay per use. Hierbij is de consument niet de eigenaar van het product. De producent wil dan ook dat zijn product lang meegaat, in plaats van dat er steeds iets nieuws moet worden gekocht. Een goede uitleg over pay per use komt van Thomas Rau in een aflevering van VPRO Tegenlicht:
Via pay per use zijn in de Green House het licht, het meubels op ‘abonnement’ betaald. “Dit was moeilijk voor elkaar te krijgen”, vertelt De Voort: “Je gaat rondbellen met producenten en veel hangen al op als je opent met: ‘Ik heb een moeilijke vraag…’. Je stelt namelijk een geheel ander businessmodel voor.” Maar de huidige partners zijn enthousiast over de komende jaren: “Deze vorm van investering brengt ook zekerheid. Wij nemen namelijk voor vijftien jaar gegarandeerd af.”
De website van The Green House adverteert met de claim: een ‘volledig circulair’ restaurant. Maar dit betekent niet dat alles honderd procent circulair is, legt De Voort uit: “Honderd procent is niet realistisch en zelfs niet altijd duurzaam. Recyclede terrasstoelen gaan bijvoorbeeld maar een paar jaar mee, terwijl nieuwe stoelen de 15 jaar wel overleven. Dat is dus duurzamer. Zo zijn we bij iedere onderdeel nagegaan in hoeverre we circulariteit kunnen toepassen.”
De Voort ziet zijn Green House als een nieuw vertrekpunt. Hij nodigt andere geïnteresseerden uit om te kijken wat hier gebeurt en dit over te nemen. “Wij gaan ons de komende vijftien jaar verder ontwikkelen. Als iets werkt, zullen we dat delen, maar ook als iets niet werkt. Een restaurant als living lab.”
Foto’s: Jontsje Fennema